Meester, het zijn hardwerkende leerlingen
Leerlingen met moeilijk hanteerbaar gedrag zijn vaak het gespreksonderwerp tussen leerkrachten. Hiermee omgaan is voor vele leerkrachten dé uitdaging waarbij ze vaak niet weten hoe te handelen en stress ervaren. We gaan er vaak vanuit dat leerlingen zich niet goed willen gedragen. We straffen en belonen om hen te motiveren. Maar eigenlijk zijn het hardwerkende leerlingen.
Doorheen alle verschillende methodes, ideeën en teksten die je vindt onder het thema gedrag, merk je dat er een anders denken over gedrag gevraagd wordt. Weg van beschuldigen van de leerling, weg van straffen en belonen, weg van de moeilijke leerling. Effectief omgaan met moeilijk hanteerbaar gedrag vraagt een andere manier van denken. De TED-talk van Dr. Stuart Ablon katapulteert je hier als het ware in, op een heel toegankelijke manier. Hij daagt ons uit om anders te kijken naar leerlingen die moeilijk hanteerbaar gedrag stellen.
Dr. Stuart bouwt zijn verhaal op aan de hand van de volgende quote: “Kinderen doen het goed als ze het kunnen.” (zie Ted Talk - van 2:56- 11:47).
Leerlingen met moeilijk hanteerbaar gedrag doen vaak erg hard hun best om zich ‘goed’ te gedragen. Hun inspanningen worden echter niet gezien. Er worden beloningssystemen gehanteerd, time out ruimtes ingericht, uitsluiting procedures gevolgd, ...allemaal met als doel de leerling te motiveren om zich gepast te gedragen. We kijken dus naar deze leerlingen als ze willen zich niet gedragen in plaats van ze kunnen zich niet gedragen.
Onderzoek toont aan dat leerlingen tekorten ervaren in welbepaalde vaardigheden zoals probleemoplossend denken, flexibiliteit en verdraagzaamheid. Deze leerlingen hebben dus nog iets te leren. We gaan er te snel vanuit dat leerlingen zelf leren hoe zich te gedragen in sociale situaties en hoe ze problemen kunnen oplossen, Dit is echter niet zo. Deze vaardigheden moeten worden aangeleerd, liefst van kleins af aan. Zoals we leren lezen en schrijven hebben deze leerlingen bijvoorbeeld te leren hoe je problemen kan oplossen. Tot voor kort keken we naar een leerling die moeite had met lezen als een domme of luie leerling. Nu hebben we meer inzicht in de moeilijkheden die deze leerlingen ervaren en weten we dat zij zich zelfs harder moeten inspannen. We hebben dus anders leren kijken naar leerlingen met leesmoeilijkheden. Dezelfde verschuiving in ons denken is nodig naar leerlingen met moeilijk hanteerbaar gedrag. Wanneer leerkrachten hun mindset veranderen, en gaan kijken wat een leerling te leren heeft en waar het ondersteuning in nodig heeft, maakt dit een wereld van verschil.
Het verschil met leren lezen is dat je remediëringsopdrachten kan doen buiten de klaspraktijk. Maar vaardigheden als probleemoplossend denken, flexibiliteit en omgaan met frustratie kan je het best leren in de praktijk. Dat maakt het soms lastig omdat het zich op elk moment van de dag kan voordoen. Dr. Stuart geeft aan dat we vaak weten welke momenten uitdagend zijn bijvoorbeeld ‘s morgens bij het opstaan, op tijd naar school vertrekken, huiswerk maken. In de klas gaat het over overgangsmomenten, tijdens de les lichamelijke opvoeding, op de speelplaats. Dit betekent dat deze momenten in zekere mate voorspelbaar zijn.
Dit betekent dat deze uitdagende momenten en plaatsen in zekere mate voorspelbaar zijn. Indien we ze kennen moeten we er ook volop op inzetten. Deze momenten moeten beschouwd worden als mogelijkheden om samen te leren en te oefenen. Zo kan het bijvoorbeeld nodig zijn dat je extra gaat nadenken over het structureren van overgangsmomenten.
De beste manier is om samen te werken met leerlingen rond hoe de problemen kunnen aangepakt worden. Van de leerkracht wordt een grote dosis empathie verwacht om zich in de leerling te kunnen inleven, om te luisteren naar de leerling en te bevragen in wat het nodig heeft. Hierbij is het van belang om de oplossingen samen te bedenken.
Praktijkvoorbeeld samenwerken met leerlingen in de lagere school
Emma zit in het derde leerjaar. Op de speelplaats is tikkertje het favoriete spel. Emma is de tikker. Een van haar vrienden stopt midden in het spel. Dit is voor Emma niet duidelijk, waarop zij toch de klasgenoot tikt. Er ontstaat discussie. Emma wordt boos, schopt haar klasgenoot en loopt weg. Emma is niet meer te vinden. Na een zoektocht door de school vind jij, als klasleerkracht Emma in de materiaalruimte.
Je bent opgelucht en je spant je in om rustig te blijven. Je stelt Emma op haar gemak en je gaat in gesprek met haar en haar klasgenoot. Je ondersteunt door vragen te stellen. Jullie zoeken samen naar oplossingen, waarbij je open staat voor haar ideeën. Zo komen jullie tot:
- Een duidelijk teken afspreken met de hele klas wanneer leerlingen stoppen met spelen
- Nieuwe spelletjes aanleren waarbij de leerkracht van lichamelijke opvoeding wordt ingeschakeld
- Een keer per week speelt de leerkracht mee om de leerlingen te ondersteunen
Jullie bespreken deze ideeën nadien met de hele klas. Je neemt jezelf voor om als klasleerkracht veel aandacht te hebben voor bevestiging van het gewenste spelgedrag.
In het gesprek uit je je bezorgdheid wanneer Emma wegloopt en onvindbaar is. Emma geeft aan dat ze in dergelijke situaties nood heeft aan een rustig plekje en niet wist waar ze heen kon. Jullie zoeken samen naar een oplossing waarbij Emma toch even uit de situatie kan stappen maar waarbij je wel weet waar ze is.
Dit voorbeeld toont aan dat je als leerkracht Emma en de klas kan ondersteunen in probleemoplossend denken, flexibel met elkaar leren omgaan, etc.
Praktijkvoorbeeld samenwerken met leerlingen in de secundaire school
Nora zit in het vierde jaar humane wetenschappen. Vorig jaar zat ze nog in Sociaal Technische Wetenschappen (STW), maar daar werd ze te weinig uitgedaagd op theoretisch gebied, dus maakte ze de overstap. Nora heeft goede punten, alleen voor chemie loopt het minder. Jij bent haar klastitularis en het secretariaat liet jou weten dat Nora vaak spijbelt tijdens het laatste lesuur op woensdag. Je bent bezorgt om Nora en besluit met haar in gesprek te gaan.
Tijdens de middagpauze nodig je haar uit om even langs te komen in de klas. Als haar klastitularis pols je eerst naar haar algemene welzijn, hoe voelt ze zich in haar nieuwe richting? Loopt alles fijn thuis? Nora laat verstaan dat het best goed met haar gaat, dus vraag je op een meer directe manier naar de uren die Nora spijbelt. Waarom altijd het laatste uur op woensdag? Dan heeft ze chemie en chemie is stom. Is de leerstof dan te moeilijk? Nora geeft aan dat dat wel mee valt, de leerkracht kan het goed uitleggen en besteed extra aandacht aan haar. Je vraagt door op haar relatie met de leerkracht chemie, die blijkt goed te zijn. Na wat doorvragen blijkt er een probleem met de medeleerlingen. Tijdens de les chemie sluiten leerlingen van STW aan, leerlingen die Nora al eens viseren. Ze vertelt hoe ze haar verwijten dat ze zich ‘te goed’ voelde voor STW, dat ze op hen neerkijkt. Je ziet hoe moeilijk Nora het hier mee heeft. Samen ga je op zoek naar oplossingen, eerst samen in een brainstorm, maar later betrek je ook een vriendin van Nora uit STW.
Samen besluit je om volgende acties te ondernemen:
- Nora schrijft een brief naar de STW klas, waarin ze uitlegt dat ze zeker niet op hen neerkijkt,
- In de les Nederlands krijgen de STW leerlingen de opdracht om brieven terug te schrijven naar Nora,
- De leerkracht chemie houdt een oog op de interacties tijdens zijn les.
Tot slot leg je Nora ook uit dat het afwezig zijn in de les een negatieve invloed kan hebben op haar evaluaties. Samen spreek je af dat jij de situatie en de oplossingen zal uitleggen wanneer het spijbelen aan bod komt in de klassenraad
In dit voorbeeld zie je hoe de klastitularis de leerlingen ondersteunt bij het herstellen van scheefgelopen relaties. Ze ondersteunt Nora ook bij het zoeken naar bondgenoten om problemen op te lossen.