In hoeverre hebben kinderen en ouders recht op inclusief onderwijs? Waartoe zijn we verplicht?

Dashboard / Beleid / Basic - In hoeverre hebben kinderen en ouders recht op inclusief onderwijs? Waartoe zijn we verplicht?

Bij beleid denk je eerst en vooral aan rechten en plichten: wat moet en wat mag?

 

Regelgeving

1. De samenleving garandeert inclusief onderwijs inderdaad via regelgeving (Wilssens, 2019).

Internationale verklaringen en verdragen verankeren het recht op inclusie. Samen met vele andere landen heeft ons land al jaren belangrijke internationale verklaringen onderschreven, zoals

  • De Universele Verklaring over de Rechten van de Mens (Verenigde Naties, 1948),
  • De Verklaring over de Rechten van het Kind (Verenigde Naties, 1959)
  • De Verklaring over Specifieke Onderwijsbehoeften, Toegang en Kwaliteit (Unesco, 1994), bekend als de Salamanca-statement. Die schoof de term inclusief onderwijs voor het eerst naar voor. Het idee daarbij is dat gewone scholen met een inclusieve oriëntatie het best geschikt zijn om discriminatie in de samenleving te bestrijden en om daadwerkelijk “onderwijs voor allen” te realiseren.

Dat leidde in 1998 tot een advies van de Vlaamse Onderwijsraad over inclusief onderwijs.

Na al die niet-bindende verklaringen en adviezen volgden er internationale verdragen, die wél bindend zijn en een grote juridische impact hebben.

  • Het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM, 1950)
  • Het Verdrag voor de Rechten van het Kind (VRK, 1989)
  • Het VN-verdrag inzake de Rechten van Personen met een Handicap (VRPH, 2006). Daarin specificeert artikel 24 dat het recht op onderwijs een recht is op hoogwaardig en gratis inclusief onderwijs voor alle leerlingen. Scholen moeten daarbij ook redelijke aanpassingen garanderen voor elke leerling met specifieke onderwijsbehoeften. Een redelijke aanpassing neemt de barrières weg waarmee leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften te maken krijgen in de gewone schoolomgeving, zodat ze de lessen kunnen volgen en zich optimaal kunnen ontwikkelen (Meirsschaut e.a., 2013).

België en Vlaanderen ratificeerden al die verdragen, dus zijn ze ook bindend voor ons land. Onze overheid verbond zich ertoe om ze in Vlaamse en federale regelgeving te gieten. Die regelgeving moet het recht op inclusief onderwijs voor elk kind en elke ouder garanderen, zodat dit recht niet langer afhankelijk is van de goede wil van de school of de leerkracht.

  • Het verdrag geeft elke leerling recht op inclusief onderwijs (artikel 24)
  • Bij specifieke onderwijsbehoeften heeft een leerling ook recht op redelijke aanpassingen (artikel 2 en 24).
  • Handicap wordt daarbij heel ruim geïnterpreteerd, namelijk als een afstemmingsprobleem tussen de mogelijkheden van de persoon en de omgeving (preambule en artikel 1).
  • Het verdrag houdt verder een engagement in tot onderzoek naar en ontwikkeling van universeel ontworpen goederen, diensten, uitrusting en faciliteiten (artikel 4).

In het werkdocumentKwaliteitsvol inclusief onderwijs in het belang van het kind’ (2018)  interpreteren Unia en het Kinderrechtencommissariaat het recht op onderwijs vanuit het VN-Kinderrechtenverdrag (VRK) en het VN-Verdrag inzake de Rechten van Personen met een Handicap (VRPH). Daarin vind je hoe je beide verdragen samen kan respecteren bij het verwezenlijken van het recht op onderwijs.

In Vlaanderen volgde het gelijkekansen- en gelijkebehandelingsdecreet (2008) om onze internationale verplichtingen te realiseren.

Specifiek voor onderwijs volgde het M-decreet (2014), dat vertrekt van zes krachtlijnen.

  1. Eerst gewoon, dan buitengewoon
  2. Recht op redelijke aanpassingen
  3. Recht op inschrijven in een gewone school
  4. Nieuwe types buitengewoon onderwijs 
  5. Nieuwe toelatingsvoorwaarden voor buitengewoon onderwijs 
  6. Ondersteuning in het gewoon onderwijs 

De grote lijnen daarover vind je op hier , in de Update M-decreet van Klasse, in dit motiverend filmpje en een introductiefilmpje.

 

HGW, zorgcontinuüm en redelijke aanpassingen

2. Elke school moet redelijke aanpassingen voorzien volgens een continuüm van zorg en vanuit handelingsgericht werken

Concreet zijn alle scholen dus verplicht om

Na het doorlopen van een handelingsgericht diagnostisch traject (fase 3 in het continuüm van zorg) kan het CLB in overleg met ouders en school voor bepaalde leerlingen een gemotiveerd verslag opmaken of een verslag. Dat geeft leerlingen recht op ondersteuning.

Er geldt een onverkort inschrijvingsrecht voor alle leerlingen die het gemeenschappelijk curriculum volgen. Voor leerlingen met een individueel aangepast curriculum hebben ouders de keuze: inclusief of buitengewoon onderwijs. Alleen als de school kan aantonen dat het in haar context onredelijk en onvoldoende is om de nodige aanpassingen te voorzien, kan ze een leerling met een individueel aangepast curriculum verwijzen. Dan ondersteunt het CLB de ouders om een andere gewone of buitengewone school te vinden.

De Onderwijsdecreten XXVII & XXIX (2017; 2019) regelen het ondersteuningsmodel ter vervanging van de vroegere begeleiding in geïntegreerd en inclusief onderwijs (GON- en ION-begeleiding). Daardoor kan een leerling met een gemotiveerd verslag of verslag van het CLB ondersteuning krijgen langs twee sporen:

  • Vanuit een ondersteuningsnetwerk voor leerlingen met een gemotiveerd verslag of verslag type basisaanbod (cfr. type 1 en 8 in afbouw), type 3 (leerlingen met een emotionele of gedragsstoornis) of type 9 (autismespectrumstoornis) of
  • Vanuit een school voor buitengewoon onderwijs met doelgroepspecifieke expertise voor leerlingen met een gemotiveerd verslag of verslag type 2 (verstandelijke beperking), type 4 (motorische beperking), type 6 (visuele beperking) of type 7 (auditieve beperking of spraak- of taalontwikkelingsstoornis).

 

Informatie over het ondersteuningsmodel vind je bij het Steunpunt voor Inclusie en in meer detail via Edulex.

 

Hoge onderwijskwaliteit

3. Inclusief onderwijs vraagt een hoge onderwijskwaliteit en kwaliteitsvolle leerlingenbegeleiding voor alle leerlingen

Om inclusief onderwijs te garanderen, volstaat focussen op kinderen met specifieke onderwijsbehoeften of andere doelgroepen echter niet. In een bredere optiek is er daarom

  • Het Decreet betreffende de Kwaliteit van Onderwijs (2009) en
  • Een vernieuwd Decreet Leerlingenbegeleiding (2018). Dat bepaalt hoe scholen moeten samenwerken met CLB’s en pedagogische begeleidingsdiensten om
    • de onderwijsloopbaan van alle leerlingen te begeleiden,
    • een continuüm van zorg uit te bouwen op maat van leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften en
    • gelijke onderwijskansen te bevorderen voor elke leerling.

De onderwijsinspectie moet toezien op de effectieve realisatie van dit alles. Het referentiekader onderwijskwaliteit vraagt er expliciet aandacht voor.

Alles samen maakt dit dat inclusief onderwijs hoog op het agenda staat van zowel scholen als ondersteunende diensten en voorzieningen. Inclusie is dus een must, iets wat onze samenleving duidelijk mogelijk wil maken voor alle kinderen en jongeren. Dat weerspiegelt zich in het beleid dat zowel de overheid, de inspectie als de scholen, voorzieningen en netwerken vooropstellen. Als school teken je je schoolbeleid dus uit binnen de contouren van dit overheidsbeleid. Hoe dat je ondersteunt, bepaalt dus mee hoe je de knelpunten in de praktijk kwaliteitsvol kan beantwoorden.