Hoe stellen we de redelijke aanpassingen doelgericht op?

Dashboard / Redelijke aanpassingen / Basic - Hoe stellen we de redelijke aanpassingen doelgericht op?

We hebben bij het formuleren van redelijke aanpassingen een paar richtlijnen:

  1. Voelt de leerling zich goed in zijn/haar vel? Komt hij/zij graag naar school? Hoe zorgen we ervoor dat dit zo blijft?
  2. Is de leerling op deze manier in staat om positieve vorderingen te maken in zijn/haar leerproces? We zijn op zoek naar succesvolle leerervaringen zowel voor de leerling als voor de leraren die met hem/haar aan het werken zijn.
  3. Zijn er positieve sociale contacten mogelijk met leeftijdsgenoten? Hoe kunnen redelijke aanpassingen ook het sociaal netwerk van de leerlingen in de klas en op school versterken?

 

Waar willen we met deze leerling naartoe, helpt om te bekijken welke redelijke aanpassingen we voor hem/haar kunnen formuleren. Het is daarbij goed om steeds uit te gaan van het positieve en wat wel lukt. Het uitgangspunt is steeds de maximale totale ontwikkeling van de leerling door zoveel mogelijk aan te sluiten bij de leeractiviteiten van de klasgroep. Het is mogelijk om in het gemeenschappelijk curriculum leerstofonderdelen af te bakenen, prioriteiten te stellen en/of een selectie te maken van wat voor deze leerling met zijn/haar mogelijkheden en beperkingen in deze klassituatie mogelijk, haalbaar en wenselijk is.

 

Bij het nadenken over gepaste maatregelen ter ondersteuning van jongeren met specifieke onderwijsbehoeften is er op lange termijn steeds meer focus nodig op het toekomstperspectief van deze jongere. Hoe ziet de jongere zijn/haar toekomst? Hoe zien de ouders de toekomst van de jongere? Wat zegt de klassenraad? Zijn er collega-leraren die hier mee willen over nadenken? Het gaandeweg samenbrengen van al deze stemmen biedt mogelijkheden om verder te concretiseren en te verfijnen. Er is tijd nodig om dit gaandeweg vorm te geven en elkaar hierin te vinden. Het is van belang dat er rond de leerling een dragend netwerk komt waar zowel de thuis- als de schoolcontext deel van uitmaakt.

De doelbepaling gebeurt breed:

  • Welke prioriteiten hebben de leerling en zijn/haar ouders?
  • Wat bevordert het welbevinden en de betrokkenheid van leerlingen?
  • Welke leerkansen zijn er aanwezig in deze klascontext?
  • Wat is (het meest) zinvol voor deze leerling om op in te zetten?
  • Hoe kan de leerling aansluiten bij de klasactiviteiten die we naar alle leerlingen aanbieden?
  • Hoe kunnen we in overleg gaan met de externe ondersteuners/hulpverleners en/of therapeuten die betrokken zijn rond de leerling met specifieke onderwijsbehoeften? Wat vinden zij belangrijk?
  • Waar willen we in de toekomst naartoe met deze leerling?

 

Er is geen glazen bol om te weten of de afgesproken redelijke aanpassingen zullen werken en volstaan. Dit dient regelmatig opnieuw bekeken te worden. Het is een gezamenlijke zoektocht zonder vooraf bepaalde format die gaandeweg nog dient bijgestuurd te worden.

 

Selma is een startende peuter. Ze heeft heel veel moeite om haar draai te vinden in de klas en voelt zich heel ongelukkig. Met hevige driftbuiten tot gevolg. Er wordt afgesproken met de moeder om haar langzaam te laten wennen en dit geleidelijk aan op te bouwen. Selma komt met haar mama in de klas en pas als ze rustig is en aan de slag kan gaan, verlaat mama de klas. Ze verkent samen met haar mama de klas en de hoekjes. Er wordt speelmateriaal dat Selma herkent van thuis mee genomen naar de klas. Het welbevinden van Selma staat voorop. De juf en mama zitten elke week een kwartiertje samen om te kijken hoe ze Selma kunnen vertrouwd maken met de klas en wat er verder kan gebeuren.