Eerst bekijk je op basis van het zorgdossier en/of het (gemotiveerd) verslag van de leerling en in overleg met alle betrokken partijen welke aanpassingen binnen de huidige klassituatie nodig zijn om de leerling mee te nemen in het gemeenschappelijk curriculum.
Bij het formuleren van redelijke aanpassingen vertrek je steeds vanuit het aanbod naar alle leerlingen. Je wil voor alle leerlingen komen tot een maximaal leerrendement, maar wel rekening houdend met hun mogelijkheden en beperkingen. Je vertrekt daarbij vanuit de mogelijkheden van leerlingen en wat leerlingen bindt. De focus kan niet alleen liggen op wat (nog) niet lukt: je kijkt naar wat er wel kan. Het is belangrijk dat er duidelijke verwachtingen zijn, ook bij redelijke aanpassingen. Je wil ook deze leerling iets bijbrengen en zorgen dat hij/zij vooruitgang boekt. Je hanteert het gemeenschappelijk curriculum niet als een checklist van wat elke leerling moet behalen. Er zit flexibiliteit op. Er kunnen redelijke aanpassingen worden geformuleerd die zorgen dat de leerling op een zinvolle manier betrokken kan zijn, maar niet hetzelfde curriculum hoeft te behalen op dezelfde manier en hetzelfde tempo als de andere leerlingen in de klas.
Zowel voor het basis- als secundair onderwijs wil dit zeggen dat er steeds ingezet wordt op differentiëren en remediëren en pas in tweede instantie op compenseren en dispenseren. Ook bij een IAC (Individueel Aangepast Curriculum) wordt op de eerste plaats gezocht naar alternatieven alvorens een doel of een aantal doelen voor een vak te schrappen. Participatie binnen het klasgebeuren staat voorop. Er wordt steeds gezocht naar hoe de leerling kan aansluiten bij de lessen en activiteiten van zijn klasgroep. Hoe kan de leerling op zijn eigen manier deelnemen? Welke bijdrage kan de leerling vanuit zijn mogelijkheden leveren binnen de klas? Dit vraagt kijken met een open blik naar mogelijkheden van leerlingen. Elke bijdrage, hoe beperkt ook, kan gezien worden als een waardevolle en onmisbare bijdrage.
Als redelijke aanpassingen gebruikt worden tijdens het lesgeven, heeft de leerling ook het recht om deze aanpassingen te gebruiken bij toetsen en/of evaluaties. Als redelijke aanpassingen erkend zijn voor een bepaald vak, dan dient dit door collega-leerkrachten in opeenvolgende jaren gevolgd te worden. Bij een redelijke aanpassing wordt geen rekening gehouden met of de leerkracht dit ziet zitten of niet. Er wordt wel gekeken wat de ondersteuningsbehoeften zijn van een leerkracht om daar dan een antwoord op te geven. 'Wat heeft deze leerkracht nodig om deze aanpassing bij deze leerling, in deze klas toe te passen?'