Inclusief onderwijs heeft verschillende invullingen, waardoor er verschillende kaders en modellen hun intrede doen. Inclusief onderwijs gaat over verschillende aspecten van het lesgeven. Het gaat over de leerkrachtstijl, groepsindeling, instructie, motivatie van leerlingen, enz. Dit brengt een ruim gamma van concepten met zich mee zoals effectieve instructie, binnenklasdifferentiatie, UDL, zelfdeterminatietheorie, verbindend samenwerking, co- en teamteaching, enz. Het lijkt soms een doolhof aan begrippen en concepten om met diversiteit om te gaan.
Een aantal kaders zijn echter niet te kiezen.
Handelingsgericht werken, het zorgcontinuüm en redelijke aanpassingen zijn de basis van de zorgwerking op school. Het zijn grote kaders die de Vlaamse regering aanreikt om scholen en leerkrachten aan te zetten om inclusieve leeromgevingen te creëren. Zo kan het recht op inclusief onderwijs voor iedere leerling gegarandeerd worden. Scholen zijn dus verplicht om met de principes van handelingsgericht werken aan de slag te gaan.
Het gebruik van kaders zoals o.a. binnenklasdifferentiatie, breed evalueren, co- en teamteaching, UDL en de zelfdeterminatietheorie is wel vrijblijvend. Het is als leerkracht niet altijd even gemakkelijk om hier je weg in te vinden of hierin keuzes te maken.
De gemeenschappelijke basis van de verschillende kaders helpt om te overwegen en om keuzes te maken:
- De verschillende kaders zijn erop gericht om het onderwijs toegankelijk te maken voor iedereen. Ze gaan weg van deficitdenken waarbij tekortkomingen worden teruggebracht tot leerlingkenmerken en waarbij aanpassingen zich vooral vertalen in het inzetten van hulpmiddelen en remediëring. (Van de Putte & De Schrauwer, 2018). Er wordt nagegaan wat de leerling nodig heeft om te leren en te participeren in de klas. De barrières die een leerling ervaart om te kunnen deelnemen aan het klasgebeuren worden weggenomen om zo het recht op redelijke aanpassingen te waarborgen.
- Ze zijn allen gericht op collectieve en structurele aanpassingen. Wat goed is voor de ene leerling, kan vaak ook ondersteunend zijn voor meer leerlingen of voor de hele klasgroep.
- De kaders benadrukken allen het belang van een groeigerichte kijk op leerlingen. ‘Dit kan ik niet’ of ‘daar ben ik niet goed in’ kan als blokkade dienen om tot leren te komen. De groeikansen van leerlingen worden erkent en als startpunt genomen. De leerkracht gelooft onvoorwaardelijk dat élke leerling vooruit kan gaan in zijn ontwikkeling. Iedereen is in staat om zijn capaciteiten te vergroten, elk op zijn eigen tempo, met of zonder begeleiding. Waar de limiet van die capaciteiten ligt is onduidelijk. Iemand met een growth mindset is ingesteld om te blijven leren, om te leren van faalervaringen en van feedback. Een leerkracht die hiervan uitgaat zal zijn leerlingen niet opgegeven en zal blijven streven om hen met kleine stapjes vooruit te brengen.
Om na te gaan welke kaders het best bij jou passen, kunnen volgende vragen helpen:
- Op welke manier helpt dit kader om het onderwijs toegankelijk te maken voor alle leerlingen?
- Welk kader inspireert me?
- Welk kader leunt aan bij mijn onderwijsstijl?
- Op welke manier geeft het kader een antwoord op de noden van de klasgroep?
Bron: Van de Putte,I.&Griful Freixenet, J. (2019) BKD, UDL, ZDT…wat haal ik uit die lettersoep. Vantieghem, W. & Van de Putte, I.. Vol Potentieel. Krachtig lesgeven in diversiteit. Acco.